De lof Gods geef ik stem

DE LOF GODS GEEF IK STEM
Een beschouwing over de spiritualiteit van de vesperliturgie
Zondag 30 oktober 2016 Sint Josephkerk te Utrecht

Broeders en zusters, voorafgaand aan de vespers, die hier in deze Sint Josephkerk zo dadelijk zal worden gevierd, wil ik een korte beschouwing houden over de spiritualiteit van de vesperliturgie. Daarbij komen drie onder-werpen ter sprake:
1. De beleving van de tijd.
2. De opbouw van de vesperliturgie
3. De beleving van de psalmen

1. De beleving van de tijd
Christelijke spiritualiteit is een kwestie van beleving. Noem het geloofsbeleving, Christelijke spiritualiteit vertrekt vanuit teksten van de Bijbel, de Heilige Schrift. Teksten uit de Heilige Schrift zijn een bron van spiritualiteit. Bijvoorbeeld spelen zij een rol in de gelovige beleving van de tijd.
Men kan immers op verschillende manieren met de tijd omgaan en tegen de tijd aankijken. Dat betekent nog niet dat we de tijd straffeloos kunnen beschouwen als een hanteerbaar gegeven, waarvan we naar believen gebruik maken. Hebben mensen zelf de tijd in handen? Of geldt eerder het omgekeerde: is het de tijd die het mensenleven bepaalt? De gelovige zegt: De jaren zijn van God de Heer. God heeft de tijd geschapen. Dus heeft Hij ook de tijd in handen.
Vóór de schepping was er geen tijd. Maar in den beginne, toen God de hemel en de aarde schiep, toen het heelal ontstond als een kern van energie die een geweldige kracht in zich besloten hield en die, volgens sommigen, met een onvoorstelbare knal uiteenspatte als een goddelijk vuurwerk, waardoor ontelbare stelsels van sterren de ruimte kregen, en met een duizelingwekkende snelheid die ruimte innamen en vergrootten, … toen is daarmee ook de tijd ontstaan.
Over tijd gesproken. Hier op aarde zien we van sommige sterren nu pas het licht, terwijl ze al miljoenen jaren geleden zijn uitgedoofd. Zolang moest het licht erover doen om zich van die plek ginds in het heelal te bewegen naar onze plek, hier op aarde. Die geweldige afstanden in de ruimte wekken onze bewondering. Wij zijn immers altijd erg onder de indruk van grote getallen.
Er zijn ook vormen van tijd die onze verwondering niet meer zo gaande houden. De omloop van de aarde om de zon, de omloop van de maan om de aarde, de draaiing van de aarde om haar eigen as. Kortom, het jaar, de maand, het etmaal, dag en nacht. Over deze tijden verbazen we ons niet meer. Omdat ze meetbaar zijn, denken we evenwel, dat we er wat over te zeggen hebben. Die macht sluiten we dan op in een klein doosje, het horloge.
De opeenvolging van seconden, minuten, uren, dagen, maanden, jaren; het licht van de zon en van talloze sterren, wordt sinds de eeuw van de Verlichting door velen niet meer spontaan verbonden met de Heer van alle tijden. Toch vertellen de seizoenen ons niet alleen hoe schoon de wisseling der tijden is, maar zij roepen ook als uit één mond: Gods zon gaat iedere dag op, om te stralen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen.
De eerbied van gelovige mensen voor hun Schepper wil verwijlen bij God en zijn handelen in ons. Die eerbied geven we onder andere vorm door het liturgisch jaar met zijn terugkerende feesten van Kerstmis, Pasen, Hemelvaart en Pinksteren; met de liturgische tijden van Advent, Kersttijd, Veertigdagentijd en Paastijd. De gelovige vergeet ook de microkosmos niet: namelijk het ritme van dag en nacht met zijn speciale uren en stemmingen. Al biddend vieren gelovige mensen elke dag de opkomst van de zon. Al biddend brengen zij God dank voor de weldaden van de dag, en hebben zij aandacht voor het intreden van de nacht.

2. De opbouw van de vesperliturgie
De meest bekende gebedsdienst in de katholieke kerk is de viering van de eucharistie. Maar de kerk kent ook andere gebedsdiensten, onder meer de vespers. Het is de gebedsdienst die bij het vallen van de avond wordt gehouden. De vespers is een onderdeel van het getijdengebed, de cyclus van gebeden die men op speciale uren van de dag en van de nacht onderhoudt.
De oorsprong van het getijdengebed ligt in de oudtestamentische gebedsliturgie. In het dagelijkse ochtend- en avondgebed werd de dag geheiligd. De eerste christenen in Jerusalem hielden zich aan deze gebedsvorm. Daartoe kwamen ze dagelijks samen in de tempel. Ook Jesus immers dringt er op aan altijd te bidden en niet op te geven, niet te versagen (Lc 18,1). Die opdracht heeft in de loop der eeuwen onder gelovigen mensen vorm gekregen in het getijdengebed.
In het getijdengebed worden dag en nacht geheiligd. Des nachts met het bidden van de metten; in de vroege morgen de lauden; op het derde, zesde en negende uur de terts, sext en noon; bij het vallen van de avond de vespers; ten-slotte vóór het slapengaan de completen. Men onderhoudt de getijden al sinds eeuwen in kloosters en religieuze gemeenschappen; en het ochtend- en avondgebed, vanouds in de grotere kerken, met name in de bisschopskerk. Ook in de kerken van de reformatie en in de oudkatholieke kerk heeft de vesperdienst een lange traditie. Het Tweede Vaticaans Concilie bracht de gewenste vernieuwing van het getijdengebed. Het benadrukte het belang van het gezamenlijk vieren van de getijden door het hele volk van God, dus niet alleen door clerici en religieuzen.
De vesperviering wordt gehouden in de namidddag, als voorbereiding op de avond, op een moment waarop men meer openstaat voor stilte en bezinning. Als de klaarheid van de dag ten einde loopt, is de tijd daar om God te danken voor alles wat Hij ons heeft gegeven, en voor al het goede dat we in zijn Naam hebben mogen doen. Mijn gebed zal voor U als wierook zijn. Mijn geheven handen als een avondoffer (Psalm 141,2). Wanneer je er samen met anderen aan deelneemt, spreek je je band met God uit. Je versterkt die band en je versterkt ook elkaar.
De vespers beginnen met Gods hulp in te roepen om in oprechtheid te kunnen bidden. Dan wordt een hymne, zeg een kerklied, gezongen en drie psalmen. De wijze van zingen bestaat uit de samenzang van twee koorhelften die beurtelings een couplet of een psalmvers zingen. Daarna volgt een korte Schriftlezing met een zogenaamd responsorie, als antwoord van bezinning op de Schrifttekst. Men zingt vervolgens de Lofzang van Maria, en in de Voorbede wordt gebeden voor kerk en wereld. Bij een plechtige vespers wordt tijdens de Lofzang van Maria het altaar bewierookt. Ter afsluiting van de vespers kan het Salve Regina worden gezongen als een speciale groet aan Maria, de Moeder des Heren.
De vespers van vandaag wordt gezongen in het Latijn. Niet omdat het Latijn beter zou zijn dan het Nederlands. Het Latijn is wel ouder, en deze eerbiedwaardige taal behoort tot de traditie van de kerk van het westen. Voor ons, mensen van de 21ste eeuw, is het Latijn enerzijds veraf en anderzijds dichtbij. Veraf, omdat het zoveel eeuwen van ons vandaan staat. Dichtbij, omdat zijn klanken en de gregoriaanse melodieën waarop de woorden getoonzet zijn, ons zo vertrouwd in de oren klinken. Taal, klank en melodie werken samen om het geheim van Gods aanwezigheid binnen te treden, en zich vol vertrouwen tot Hem te richten. Zo geven wij de lof Gods vanmiddag stem.

3. De psalmen
Gezongen psalmen vormen de kern van de gebedstijden. In de ¬ge¬schie¬denis van Gods volk dat onderweg is, zijn de psalmen het reis¬ge¬bed geworden. Met de psalmen drukt het volk zijn dank uit voor de ontvangen weldaden, en ziet het hun¬kerend uit naar het beloof¬de thuis¬land. Psal¬men zijn de bede¬vaart¬zan¬gen van de pelgrim op weg naar het vader¬land. De psalmen bezingen vreugde en verdriet, goed en kwaad, wanhoop en vertrouwen; en in alles weerklinkt het vertrouwen op God.
De vroege kerk was er diep van door¬drongen dat het Boek der Psal¬men in de Bijbel een aparte plaats inneemt. Het is het hart van de Schrift, want in de Psal¬men worden alle overige Bij¬bel¬boeken als het ware samen¬gevat. Het Psalterium is bo¬ven¬dien het voor¬naam¬ste gebe¬den¬boek van de kerk. Zo werd Augustinus, in de tijd van zijn bekering, verliefd op de Psalmen. Hij heeft de gevoelswaarde van hun taal leren kennen tijdens de liturgische diensten in Milaan. In zijn Be¬lijdenis¬sen schrijft hij er over:
Wat heb ik toch tot U geroepen, God, als ik de psalmen van David las! Liederen vol geloof en vol echte vroomheid waar een opge¬blazen geest door wordt afgeschrikt … Ik vlamde op naar U, en wat had ik ze graag over heel de wereld laten rond¬klin¬ken, als ik gekund had, tegen de hoogmoed van de mensen in! Ze worden trou¬wens over heel de wereld gezongen, en er is dus niemand die zich voor uw gloed kan verbergen. Wat was ik ver¬ontwaardigd en verdrietig over de manicheeërs -en ook weer met hen begaan- omdat ze niets wisten van deze tekenen van heil en zich, ziek als ze waren, bleven verzetten tegen dit genees¬middel, het tegengif waardoor ze konden worden genezen. Ik wilde dat ze erbij waren op die ogenblikken, en dat ze -zonder dat ik het merkte- mijn gezicht hadden gezien en mijn roepen hadden gehoord, als ik in die dagen van rust de vierde Psalm bad. Dan hadden ze gezien wat die psalm mij deed (Belijdenissen 9,4,8).
Samen met bis¬schop Aurelius van Carthago introdu¬ceerde Augus¬tinus in de kerk van Noord-Afrik¬a het zíngen van de Psal¬men. Voor Augustinus versterkt het zingen de intensiteit van het bidden der psalmwoorden. Zingen is tweemaal bidden. Woorden in die trant heeft de kerkvader dikwijls uitgespro-ken.
Door ze steeds opnieuw te lezen en gezamenlijk uit te zingen, kun je je de psalmteksten eigen maken. Dan trekken ze samen met jou op, en onderweg ben je in goed gezelschap. Zo’n psalmtekst is dan niet zomaar wat informatie over een verleden dat voorbij is. Het geeft jou een duidelijke plaats in het heden, en biedt bovendien uitzicht op je toekomst. Daar word je blij en enthousiast van. Dat brengt je voor het aangezicht van de Schepper. Dat brengt je tot het uitzingen van alles wat jou beweegt. Dan geef je stem aan Gods lof.
De psalmen zijn gedichten. Ze zijn beeldend door hun zeer gedrongen expressie. Bij gedichten moet je ook altijd tussen de regels door lezen. Het wit is dikwijls nog belangrijker dan het zwart. Maar zonder het zwart van de letters is lezen onmogelijk. Als je een gedicht rustig leest, kom je vanzelf bij jezelf. Dat is het wonderlijke van het dichtwoord: dat je via een ander thuiskomt bij jezelf. Dat is het wonderlijke van Gods woord: dat het psalmwoord je bij jezelf brengt, en daarvandaan, je weer op weg zet.

Martijn Schrama o.s.a.