Sint Maarten

Dames en heren, we zijn blij dat we weer op rituele wijze voor u mogen zingen in deze zo sfeervolle Sint  Jozefkerk.
Op rituele wijze, in de eerste plaats natuurlijk omdat Gregoriaans per definitie rituele muziek is.
Gregoriaanse gezangen zijn al een jaar of vijftienhonderd  onlosmakelijk verbonden met de katholieke eredienst.
Maar dat is niet alles. We zingen namelijk tijdens deze serie Rituals steeds een Vespers, dat wil zeggen: het dagelijks terugkerende rituele, of met een ander woord, liturgische avondgebed van de Kerk. Zingen we dan iedere keer hetzelfde? Ja en nee. Ja, want de Vespers  zijn een onderdeel van de getijdengebeden, dat zijn de liturgische gebeden van iedere dag. En de ruggengraat van die gebeden wordt gevormd door de honderdvijftig psalmen. In de middeleeuwen werden alle honderdvijftig  psalmen iedere week gebeden of gezongen. Tegenwoordig gaat het wat minder snel, b.v.  binnen twee weken of soms ook wel binnen een maand, maar het principe is gehandhaafd: alle honderdvijftig psalmen komen binnen een bepaalde periode aan de beurt. En daarna wordt er weer opnieuw begonnen.

Als antwoord op de vraag “Zingen we dan iedere keer hetzelfde?” zei ik  “ja en nee”. Het “ja” hebben we gehad: nu over naar het “nee”.

Nee, we zingen niet iedere keer hetzelfde. De keuze van de psalmen wordt nl. mede bepaald door de kerkelijke kalender.  Ook in de kerk valt het jaar uiteen in seizoenen. In het kerkelijk jaar worden de heilsfeiten als het ware in een historische volgorde gevierd:  vanaf de Advent tot en met de tijd na Pinksteren ieder jaar weer opnieuw de Menswording, het lijden, de dood en de verrijzenis van Christus. En bovendien worden in de liturgie voortdurend de heiligen herdacht: dat zijn de overleden mannen en vrouwen die nu gelukkig zijn bij God. En tenslotte bestaat het getijdengebed niet alleen uit psalmen: er zijn ook andere gezangen, gebeden en schriftlezingen die aansluiten bij wat of wie de kerk die dag viert of gedenkt.

Allemaal prachtig natuurlijk, ieder jaar weer opnieuw die  grote hoogten en diepten beleven en vieren met oeroude rituelen en gregoriaanse gezangen …… maar het zou er ook toe kunnen leiden dat de liturgie nogal ver van de dagelijkse werkelijkheid komt te staan. Wat heeft dat eigenlijk met onze dagelijkse sores van doen? Daar valt wel iets over te zeggen. In de eerste plaats zijn de psalmen een compendium van het volle leven: vreugde, verdriet, dankbaarheid, verbittering, woede, vertwijfeling, alle menselijke emoties worden erin geuit. En verder gaat het bij de gedachtenis van de heiligen vaak over alles dat ze gedaan hebben om de ellende van hun medemensen te verlichten. Die ellende en sores waren in de donkere Middeleeuwen natuurlijk uiterst reëel. De Vespers van de heilige bisschop Martinus van Tours, die we vandaag gaan zingen, zijn daarvan een goed voorbeeld. Zijn feestdag valt op 11 november, gisteren dus, en hij is de patroonheilige van de Dom en  van de stad Utrecht. Alle reden dus om  vandaag zijn Vespers te zingen.

Wie was Martinus, en hoe werd hij de patroon van de Dom en van Utrecht? Martinus werd geboren in Hongarije rond het jaar 316 (of 336) als zoon van een Romeinse officier (zijn naam betekent “gewijd aan Mars”, de Romeinse oorlogsgod), voelde zich als kind al aangetrokken tot het christendom. Hij werd net als zijn vader Romeins soldaat en kwam als soldaat in Gallië terecht, het huidige Frankrijk. Hij bleef  25 jaar in het leger, en het beroemde verhaal over het  delen van zijn mantel met een verkleumde bedelaar speelt zich af in deze periode (toen hij 18 was, bij de stadspoort van Amiens. Sulpicius  Severus, Vita sancti Martini)  Na 25 jaar verlaat hij het leger en laat zich dopen. Na een aantal jaren in en Italië en Zuidoost-Europa waarin hij zich actief mengt in theologische debatten [met de Arianen]  gaat hij een kluizenaarsleven leiden in de buurt van Poitiers. Daar verzamelt hij de eerste monnikengemeenschap van Gallië om zich heen, hij bouwt daar ook een faam op als wonderdoener (daar heeft u gisteren in de prachtige Martinuslezing van Ton Meijers alles over kunnen horen) en hij wordt door de eenvoudige plattelandsbevolking  gezien als een heilige. In 371 wordt hij tegen zijn wil door de bewoners van Tours gekozen tot hun bisschop. Vanuit Tours (of eigenlijk vanuit Marmoutier, dicht bij Tours, waar hij een monnikengemeenschap sticht) heeft hij grote delen van Frankrijk gemissioneerd. Hij overlijdt in 397. Hij geldt als de eigenlijke grondlegger van het christendom op het Franse platteland. Sinds de tijd van koning Clovis, zo rond het jaar 500, is Martinus de patroon van het Frankische rijk. Willibrord gaat vanaf 690 onder bescherming van de Frankische heersers missioneren in de Nederlanden; in Utrecht treft hij een vervallen kerkje aan, dat hij herbouwt en, niet verrassend, toewijdt aan de Frankische nationale heilige Martinus van Tours. Of dit ook zijn kathedraal was is onzeker, maar: al in de middeleeuwen was Martinus van Tours de patroonheilige van de kathedraal van Utrecht, die we nu kennen als de Dom.

De feestdagen van Martinus werden in het  Frankische rijk groots gevierd, ook in Utrecht. En die traditie heeft zich tot aan de Reformatie weten te handhaven. Het Gregoriaans van de getijdengebeden voor Martinus is zelfs voor een deel speciaal gecomponeerd. Dat kwam wel vaker voor in die tijd, en daar zijn een paar redenen voor.

In de eerste plaats waren de Franken niet zo gelukkig met de Romeinse liturgische gezangen. Die waren om “politieke” redenen (zouden wij  nu zeggen) ingevoerd door koning Pippijn en zijn zoon keizer Karel de Grote, zo ongeveer vanaf het midden van de achtste eeuw. Pippijn en Karel hadden de steun van de paus hard nodig en ze wilden hun verbondenheid met hem demonstreren. Maar die Romeinse gezangen waren ontstaan in een heel andere tijd en een heel andere culturele context. Ze waren op dat moment al honderden jaren oud, en ze waren ontstaan in  de mediterrane smeltkroes van het late Romeinse Rijk. Kortom: die Romeinse gezangen vielen niet zo in de smaak bij de Franken, en de Franken  gingen ze omwerken naar hun eigen smaak. Wat wij nu “Gregoriaans” noemen is het resultaat van die omwerking. Sterker nog: het bleef niet bij omwerken, maar de Franken  gingen ook zelf Gregoriaans componeren in hun eigen stijl. Die stijl is vaak enigszins retorisch en klinkt ons moderne westerlingen al best vertrouwd in de oren.

In de tweede plaats, en misschien nog wel belangrijker: het waren zware tijden, want de Noormannen belaagden West-Europa. Ook Utrecht kreeg daar rechtstreeks mee te maken: drie Utrechtse bisschoppen achter elkaar verbleven meestal niet in Utrecht, maar in Deventer. Daar waren ze veiliger. Dat waren de bisschoppen Hunger, Odilbold en Radboud, en we hebben het dan over de periode van 857 tot 917.  Een machtige beschermer in de hemel, zoals Martinus, was  dus van groot belang en het was alleszins de moeite waard om mooie getijdengebeden voor hem te maken, en dat gebeurt dan ook . Het zijn zeker mooie en vooral ook dramatische gebeden geworden, waarin Martinus wordt aangeroepen als beschermer en bevrijder.  Nog sterker dan in de vespers van vandaag komt dit tot uiting op een ander Martinusfeest, dat gevierd werd op 4 juli.  Op 4 juli herdacht men dat zijn gebeente omstreeks het jaar 470 plechtig was overgebracht naar een speciaal daarvoor gebouwde kerk in Tours. En in het getijdengebed dat op 4 juli in Utrecht werd gezongen, wordt expliciet verhaald dat de stad Tours door het wonderdadig ingrijpen  van Martinus bevrijd werd van de Denen en de Zweden, in het Latijn: de Dani en de Suevi. De betreffende aanval van de Denen en de Zweden speelde zich af in het jaar 903 en de parallel met Utrecht is natuurlijk evident. We weten dankzij een middeleeuwse levensbeschrijving van  bisschop Radboud, dat hij de samensteller én de componist van dit getijdengebed is. Deze vaststelling wordt nog ondersteund door het feit dat dit getijdengebed uitsluitend is overgeleverd in Utrechtse handschriften, o.a.  in een 12e-eeuws gezangenboek van de Utrechtse Mariakerk dat nu wordt  bewaard in de Utrechtse Universiteitsbibliotheek. Voor alle duidelijkheid: dat door Radboud geschreven en gecomponeerde getijdengebed  zingen we vandaag niet. Wij trekken het boetekleed even aan: ons is een ongelukje overkomen. Op ons affiche hebben we de vespers van 4 juli aangekondigd, maar we zingen de vespers  van 11 november. Daarvoor onze welgemeende excuses. Maar bisschop Radboud heeft de gezangen van 11 november zo mooi gevonden dat hij een aantal ervan heeft opgenomen in de vespers van 4 juli. Dus u hoort vandaag in feite toch ook de creatieve kunstenaar bisschop Radboud.  En: ook deze vespers  zingen we vanuit datzelfde handschrift van de Utrechtse Mariakerk. Het zal u zo dadelijk misschien opvallen dat de psalmen en het Salve Regina wat anders klinken dan normaal. Inderdaad: de Utrechtse geestelijken  zongen op hun eigen manier. En zo zijn we heel dicht bij de Utrechtse middeleeuwse werkelijkheid. Een werkelijkheid waarin de zorgen om het  naakte bestaan luid doorklinken. Dank voor uw aandacht.

Drs. Joost van Gemert