Drie Koningen op Ambrosiaanse wijze
Sedert de tijd van Karel de Grote verspreidde zich door Europa de Romeinse eenheidsliturgie met haar eigen en karakteristieke muziek: het Gregoriaans. De locale liturgische en muzikale tradities die zich in alle belangrijke kerkelijke centra hadden gevormd, moesten hiervoor het veld ruimen en verdwenen, vaak zonder een spoor achter te laten of zonder dat hun notaties nu nog te ontcijferen zijn. Alleen Milaan heeft door de eeuwen heen de Romeinse druk weten te weerstaan en handhaaft tot op de dag van vandaag een eigen liturgie met een opvallende, aan het Gregoriaanse weliswaar verwante, maar daarvan toch duidelijk onderscheiden muziek: het Ambrosiaans.
De Ambrosiaanse liturgie dankt zijn naam aan Bisschop Ambrosius (Trier 339? – Milaan 4 april 397). In de Middeleeuwen waren de steden in Italië redelijk geïsoleerd, doordat de afstanden groot waren en het vervoer nog niet zo goed was als heden ten dage. Milaan was een handelsstad en had door zijn haven contacten met het Verre Oosten, deze invloeden zijn terug te vinden in het Ambrosiaans, waardoor het op meerdere plaatsen van de Romeinse liturgie afwijkt. Zo bevatten de missen geen Kyrie (in de Romeinse rite het eerste deel) en Agnus Dei (in de Romeinse rite het laatste deel). Tevens zijn er enige afwijkingen in de handelingen tijdens de mis. Deze afwijkingen moeten wel in de goede proporties gezien worden. Het bovenstaande klinkt als grote afwijkingen, maar het blijft natuurlijk wel een grote verwantschap houden met het Gregoriaans zoals men dat nu kent.
Het Ambrosiaans kan ten opzichte van het Gregoriaans ‘barokkig’ worden genoemd, er zitten veel meer en meer uitbundige versierde lettergrepen in. Een voorbeeld hiervan is het woord ‘pacem’ in de psalmellus: ‘Benedictus’ dat over 5 systemen gezet is (dus 5 notenbalken vol voor een woord).
De Ambrosiaanse gezangen zijn pas in de jaren dertig van deze eeuw breed toegankelijk geworden, dankzij het werk van Dom Suñol (1897- 1946) een monnik van Solesmes, die zich de laatste 15 jaar van zijn leven intensief met het Ambrosiaans heeft bezig gehouden. Sunõl was vanaf 1930 ook directeur van het pauselijk muziekinstituut in Rome. Zo verzorgde hij de uitgave van het Antiphonale Missarum (1935) dat de gezangen voor de mis bevat, waaruit het GKU zingt. Voor de overige liturgie is gebruik gemaakt van het Ambrosiaanse Missaal (1976). Zo is het mogelijk dat het GKU geschiedenis maakt in de wereld van het Gregoriaans; voor het eerst een integrale Ambrosiaanse mis op cd. Een beter cadeau kon het GKU zichzelf niet geven. Het bevestigt een van de doelstellingen van het GKU: het Gregoriaans (en Ambrosiaans) te bewaren als liturgische muziek en als cultuurgoed van unieke waarde.