Barbara virgo Dei:
Het Barbara-officie in Tongeren
Net als Nikolaas en Catharina (van Alexandrië) was Barbara een bijzonder geliefde heilige in de Lage Landen. Haar feestdag werd gevierd op 4 december. Gezangen ter ere van Barbara bleven bewaard in bronnen uit de hele Nederlanden, onder andere in handschriften uit Tongeren, Geel, Gent, Tongerlo, Utrecht en Zoeterwoude. De muziek in deze handschriften is niet overal dezelfde. Hoewel nader onderzoek nog dient te gebeuren om de precieze relaties te bestuderen, is nu al duidelijk dat er minstens twee verschillende officies, twee hymnen, twee sequenzen en drie alleluiateksten in omloop waren.
De Barbaragezangen op ons programma zijn afkomstig uit een handschrift uit Tongeren. Het is het winterdeel van een antifonarium dat werd samengesteld vóór 1384. Het wordt nog steeds op zijn oorspronkelijke plek bewaard, als handschrift 63 van de Onze-Lieve-Vrouwkerk in Tongeren (nu Onze-Lieve-Vrouw-Geboortebasiliek). Het antifonarium bevat gezangen voor het officie of getijdengebed voor de tijd in het liturgisch jaar vanaf de Advent tot en met Stille Zaterdag; het Barbara-officie staat er op fol. 167v tot 173r.
De volledige feestdag van Barbara, 4 december, werd in Tongeren uitgebreid gecelebreerd. Andere handschriften – de handschriftnummers 21, 57, 58 in Tongeren en een handschrift dat nu in Den Haag wordt bewaard – alle afkomstig van de Onze-Lieve-Vrouwkerk (uit de dertiende tot vijftiende eeuw) bevatten de gezangen voor de mis, een processie, de lezingen en gebeden voor het officie.
Zelfs niet-liturgische handschriften uit Tongeren bevatten de levensbeschrijving en mirakelverhalen van Barbara. In de Brusselse Koninklijke Bibliotheek wordt een handschrift bewaard (hs. II.3031) dat in 1418 werd geschreven door Arnoldus van Hamme, priester en kanunnik aan de Tongerse kerk. Het bevat de legendenverzameling Legenda Aurea van Jacobus de Voragine, met enkele toevoegingen voor lokale heiligen, waaronder Ludger, Servatius, Gertrudis en Barbara.
Ook in de nabije omgeving van Tongeren was Barbara bijzonder populair. Zo bewaart de Koninklijke Bibliotheek in Brussel twee handschriften (hss. 21003 en 21004, uit de 15de eeuw en 1590) afkomstig
uit de (invloed)rijke benedictijnerabdij van Sint-Truiden. Ze bevatten een hele collectie van vitae, beschrijvingen van de translatie van relieken, mirakelverhalen en de Dicta Origenis over Barbara. In
Luik wordt dan weer een antifonarium bewaard waarin een lokale componist, Ludovicus de Monasterio († 1371), zijn eigen bewerking van het Barbara-officie heeft vereeuwigd.
Het officie voor Barbara is een relatief ‘laat’ officie: deze manier waarop tekst en muziek werden gecomponeerd is kenmerkend voor officies vanaf de elfde eeuw en later. Dat is te zien aan de modale ordening van de gezangen, waarbij de antifonen en de responsoria afzonderlijke reeksen vormen die elk de opeenvolging van de modi volgen. Zo staat de eerste antifoon in de eerste modus, de tweede in de tweede modus, enzovoort; hetzelfde gebeurt bij de responsoria. De negende antifoon en responsorium van de metten zijn dan opnieuw in de eerste modus geschreven. Ook de antifonen van vespers volgen deze ordening. Voor de antifonen van de lauden geldt dit ook, maar met dat verschil dat de vijf antifonen lopen van de tweede tot de zesde modus – zo sluiten ze zonder onderbreking aan bij de laatste (negende) antifoon van de metten, die in de eerste modus staat. De antifonen van de tweede vespers hernemen deze van de eerste vespers, die aan de vooravond van het feest, op 3 december, werden gezongen. In de tweede vespers wordt de modale reeks overigens nog verder gezet in de gezangen die volgen op de vijfde antifoon: zowel het responsorium als de Magnificat-antifoon staan in de zesde modus. Deze Magnificat-antifoon, Iam a patre filia occiditur, werd ook hernomen tijdens de processie. Verder is ook kenmerkend dat de responsorium verzen niet standaardmelodieën gebruiken die bij de oudere officies voorkomen, maar voorzien werden van nieuw gecomponeerde melodieën.
Tot slot: ondanks de populariteit van onze heilige vinden we ook in Tongeren een kritisch geluid. De liturgist Radulphus de Rivo (†1403) was jarenlang deken van het Tongerse kapittel. In één van zijn liturgische geschriften, De canonum observantia, levert hij kritiek op de legende van Barbara, die hij als volledig apocrief en verwerpelijk afdoet, ‘omdat ze zoveel ongeloofwaardige zaken bevat, zoals het verhaal dat ze een bron deed opwellen en zichzelf doopte, en schapen in stenen kon veranderen’ (Passio beatae Barbarae, qua utuntur nostrates, omnino videtur apocrypha et contemnenda, quia multa habet incredibilia, ut quod fontem fecerit et seipsam baptizaverit et de ovibus in locustas et secundum alios in lapides conversis et de oratione sua in extremis). Het officie voor 4 december, dat in een antifonarium staat dat Radulphus ongetwijfeld eigenhandig heeft gebruikt, liet hij gelukkig ongemoeid.
(Pieter Mannaerts)