Sint-Maarten Officie

martin-of-tours 2Het Gregoriaans Koor Utrecht heeft zich de afgelopen jaren bezig gehouden met het door bisschop Radboud gecomponeerde Sint-Maartens officie, zoals dat is overgeleverd in handschriften die in de Utrechtse Mariakerk bewaard werden. De eerste uitvoering daarvan was op zaterdag 10 november2001 inde Domkerk in Utrecht. Hieronder staat de toelichting bij het programma van die dag, geschreven door de Utrechtse musicologe dr. Ike de Loos, die het handschrift uitgewerkt heeft.
De heilige Martinus († 397) was een van de belangrijkste heiligen van het Gallische gebied. Vele kerken waren hem toegewijd, waaronder de kathedraal van Utrecht, gesticht door Willibrordus. Dat had tot gevolg dat feesten te zijner ere met meer dan gewone luister werden gevierd, niet alleen de herdenking van zijn sterfdag op 11 november, maar ook het feest van de translatie, de overbrenging van Martinus’ relieken naar Tours op 4 juli. Voor dit feest is zelfs een geheel eigen officie gecomponeerd, bestaande uit responsories en antifonen die in de koordiensten bij de psalmen en lezingen gezongen werden.

De componist van dit geheel was Radboud, bisschop van Utrecht, die in 917 overleed. Deze Radboud werd geboren uit een adellijke Frankische familie in de buurt van Namen en kreeg zijn opvoeding onder andere aan de paleisschool van Karel de Kale en bij abt Hugo van Tours. Rond 900 werd hij bisschop van Utrecht, en heeft vermoedelijk daar het feest van de translatie geïntroduceerd; in elk geval heeft hij het eigenhandig van nieuwe gezangen voorzien. Deze gezangen, samen een geheel officie vormend, moeten tussen ongeveer 900 en 917 gecomponeerd zijn en zijn alleen in Utrecht in gebruik geweest. Het thema dat in de gezangen opduikt (vooral in de derde nocturne van de metten) is dat van de Noormannen die Tours belegeren, en Martinus, patroonheilige van de stad, die de inwoners zijn bescherming geeft. Dat moet een aansprekend thema geweest zijn; Radboud zelf heeft moeten vluchten voor de Noormannen, en heeft de laatste jaren van zijn leven in Deventer doorgebracht, waar hij is begraven in de Lebuinuskerk. De lezingen daarentegen spreken van wonderen rondom de stoffelijke resten van de heilige.

Het was niet ongewoon dat voor belangrijke heiligen een eigen officie werd gecomponeerd. Dit gebeurde overal. Radbouds officie voor Martinus’ translatie is een van de oudste – het genre ontstond zo in de late 9e eeuw en raakte snel populair. Het bestond uit gezangen waarmee een etmaal lang alle koordiensten opgeluisterd konden worden: de eerste vespers (aan de vooravond), de completen (dagsluiting), de metten (nachtdienst), de lauden (ochtenddienst), de klein uurtjes overdag (priem, terts, sext en noon) en de tweede vespers. Al gauw kristalliseerden er bepaalde kenmerken uit. Zo zijn de gezangen gecomponeerd volgens de oktoechos, het toenmalige muziektheoretisch systeem van 8 kerktoonsoorten: de eerste antifoon staat in de 1e kerktoon, de tweede in de 2e, enzovoorts. In het officie voor Martinus’ translatie ziet men dat vooral terug in de metten. In deze dienst, bestaand uit drie zogenaamde nocturnes van elk drie psalmen met antifonen en drie lezingen met responsories, zijn de gezangen netjes volgens dit systeem geconcipieerd: de eerste 8 antifonen zijn in kerktoon 1 t/m 8, en de 9e is willekeurig gekozen; voor de responsories geldt hetzelfde.

Een heel officie was veel werk, niet alleen het componeren ervan maar ook het instuderen. Veelal werden er wat herhalingen ingebouwd: de basis van het officie bestond vaak uit gezangen voor slechts de metten en de lauden. De andere diensten ontleenden hier hun gezangen aan; bij de kleine uurtjes en de tweede vespers werden de lauden-antifonen hernomen. Ook voor de eerste vespers werden bestaande antifonen gebruikt; het voorschrift bij het Martinus’ translatie-officie luidt dat dit de Martinus-antifonen voor 11 november moeten zijn.

Met dit officie bezitten we een van de oudste composities van Noord-Nederland. Het is gecreëerd voor de Dom, en heeft daar ook eeuwenlang geklonken, zoals de liturgische handschriften van de Dom getuigen. Ook is het in gebruik geweest in andere Utrechtse kerken. Uit deze kerken zijn eveneens handschriften bewaard gebleven, vooral uit de Mariakerk. Hieronder bevindt zich een 12e-eeuws antifonale, waarin de oudste optekening van dit officie te vinden is. De reconstructie die vandaag klinkt is grotendeel gebaseerd op dit antifonale. Daarnaast is gebruik gemaakt van enkele andere middeleeuwse bronnen, waaronder een 15e-eeuws brevier van de Dom voor de lezingen en gebeden, een 14e-eeuws psalter van de Mariakerk voor de psalmteksten, een 15e-eeuws intoneerdersboek van het Marienstift te Aken voor de psalmtonen – de tradities te Aken en Utrecht waren sterk verwant, dus bij gebrek aan een Utrechts intoneerdersboek kan dat probleemloos gebeuren. In een zo getrouw mogelijke reconstructie klinken vandaag een aantal onderdelen van dit officie. Daarmee is het, na een eeuwenlange afwezigheid, terug van weggeweest op de plaats waar het voor bestemd is: de Utrechtse Dom.

Slechts op één punt hebben we de reconstructie doorbroken. Vandaag, 10 november, is de dag dat de eerste vespers horen te klinken voor het Martinusfeest van 11 november. Zoals boven al vermeld horen de translatievespers gebruik te maken van de antifonen voor dit feest. Dat betekent dat er slechts een kleine aanpassing nodig was om de vesperdienst geheel volgens de voorschriften van 11 november in te richten. Dat was te verleidelijk. De metten, lauden, sext en noon zijn ingericht naar het feest van Martinus’ translatie dat eigenlijk op 4 juli thuishoort; de vespers zijn de eerste vespers van Martinus’ sterfdag.

Ike de Loos

Voor de uitvoering van het Maartens Officie heeft het GKU samengewerkt met Ike de Loos die als musicologe werkzaam was aan het Instituut voor Muziekwetenschap aan de Universiteit Utrecht. Uit de handschriften is met de computer een gemakkelijk leesbare transcriptie gemaakt waarvan hieronder een voorbeeld te zien is. Het betreft responsorium nr. 8 uit de Metten.

 

responsorie8_kleinLatijn
Turonici itaque circumstantes sepulchrum defensoris sui,

clamabant dicentes: Sancte Dei Martine quare tam graviter obdormisti?

Ostende, quesumus, pietatem; succurre, fer opem miseris.
*Et qui multa quondam pro alienis signa fecisti,

saltem unum fac modo pro tuis ut liberes nos.

Vertaling

Het volk van Tours, dat om het graf van zijn beschermer stond, riep en zei: “Heilige Gods, Martinus, waarom hebt ge zo vast geslapen? Toon Uw goedheid, zo smeken wij, kom te hulp en breng de ongelukkigen kracht. *Gij die vroeger voor vreemden vele wonderen deed, doe er nu ook eens een voor de Uwen en ontzet ons.”